Magazine NetNL 30: Wie een kuil graaft voor een ander.....
Bijna 800 (!) keer per week trekt een graafmachine ergens in Nederland een kabel of leiding stuk. In diepterecordjaar 2018 gebeurde dat 41.000 keer en werd 27 procent van alle stroomstoringen bij huishoudens veroorzaakt door graafschade. Veel te vaak, vindt eigenlijk iedereen. Wat is er mis? Hoe kan het beter?
Bij graafschade gaat het niet alleen om gasleidingen en stroomkabels, maar ook om drinkwaterleidingen, rioleringen, telecomkabels en warmtenetten. Zeker in stedelijk gebied ligt een spaghetti aan kabels en leidingen in de eerste anderhalve meter grond onder straatniveau. Het is geen sinecure om daarin te werken zonder schade te veroorzaken. Al jaren groeit het aantal graafklussen gestaag en gaan de schademeldingen relatief gelijk op. Bij ruim 6 procent van de graafklussen ontstaat schade. Dat is zeer gevaarlijk voor de betrokken werklieden, omwonenden en bedrijven die de dupe worden als systemen niet meer werken. En schade kost uiteraard ook geld: alleen al de directe herstelkosten ervan liepen in 2018 op tot 34,5 miljoen euro.
Carrousel aan factoren
Wie denkt dat het met beter uitgeslapen machinisten op de graafmachines moet lukken om graaf- schades te verminderen, heeft een te simpele voorstelling van zaken. Er is een carrousel aan factoren die tot schade kunnen leiden. “Als ik naar een bouwput kijk die vol ligt met kabels en leidingen vraag ik me weleens af hoe een aannemer daar kan werken voor lage kosten, met weinig of geen medewerking van de netbeheerders en beheerders van de ondergrond”, zegt Jan Koopman. Hij is Ketenmanager Graafschadepreventie bij Stedin. “De grondroerder, zoals wij dat noemen, moet vaak met te weinig kennis, te weinig tijd en voor te weinig geld projecten uitvoeren. Hij weet vaak nog niet wat er in de ondergrond ligt, waar het ligt en dat de informatie daarover van KLIC (Kabels en Leidingen Informatie Centrum; red) ook nog kan afwijken van de werkelijke ligging.”
Niet zien aankomen
Dat de KLIC-informatie niet altijd klopt is minstens erg onhandig, maar Koopman begrijpt wel hoe het komt: “We leggen al vanaf het begin van de vorige eeuw kabels en leidingen. Als netbeheerders hadden we in het verleden geen idee dat het in de ondergrond zo druk zou worden. In deze begin jaren zijn veel moffen en appendages (zadels, veiligheidskleppen; red) op gasleidingen daarom vaak niet op tekening gezet. Bij het graven worden die nu juist vaak geraakt. In de loop der jaren is ook veel informatie verloren gegaan bij conversie van papieren kaarten met eigen topografie naar papieren kaarten met GBKN-topografie en daarna naar digitale formats. En we hebben niet altijd beseft hoe belangrijk het is om kabels en leidingen die buiten bedrijf gesteld zijn, uit de ondergrond te verwijderen of goed te registreren. Netbeheerders en hun uitvoerende aannemers hebben toen niet zien aankomen dat de registratie van de juiste ligging van zo’n groot belang zou worden.”
Meer vooronderzoek
Koopman verwacht dat het aantal graafschades flink terugloopt als alle partijen in de graafketen gaan werken volgens de CROW500-richtlijnen (zie kader). Koopman: “Er moet meer tijd en geld worden besteed aan de voorbereiding van een project. Een van de belangrijkste schadefactoren is dat er te weinig vooronderzoek wordt gedaan. Door bijvoorbeeld tijdig en meer proefsleuven te graven, zoals de CROW500 voorschrijft, verwachten wij veel minder schade, gevolgschade en maatschappelijke overlast.”
Hij ziet ook dat invoeren van de CROW500 een enorme aanpassing vraagt van de branche. “Je moet in heel de keten een cultuuromslag bewerkstelligen”, legt hij uit. “Het werk, en daarmee samenhangend de kosten, wordt anders verdeeld. We weten dat een goede ketenaanpak zich terugverdient met minimaal een factor 2. Maar dat gaat niet zomaar. Aannemers zullen in hun calculaties voorlopig nog rekening houden met extra werk. Want tot nu toe was dat er altijd.”
Druk in de ondergrond
Yvonne de Rijck, Beleidsadviseur Ondergrondse Netwerken en Grondwaterbeheer bij Bouwend Nederland, herkent het beeld dat Koopman schetst. Ze ziet ook dat de graafbewegingen nu al sterk toenemen door de energietransitie en voor de aanleg van 5G bijvoorbeeld. De Rijck: “Het is druk in de ondergrond. Die ligt vol met kabels en leidingen en met oud materiaal en verlaten kabels en leidingen. Niet alle kabels en leidingen staan op de KLIC vermeld. Onze mensen krijgen dan te maken met onjuiste gegevens en werken vaak onder tijdsdruk. Het is dus belangrijk dat er voldoende aandacht en tijd is voor een goede voorbereiding.”
Netbeheerders kunnen volgens De Rijck helpen door beter inzicht te geven in de ligging van netten. De Rijck: “Als we een net niet goed in beeld krijgen of niet kunnen vinden, dan moet de netbeheerder op het werk de ligging komen aanwijzen. En om schade te voorkomen starten we niet met graven voordat alle kabels en leidingen gelokaliseerd zijn. Zo zie je hoe partijen in de keten van elkaar afhankelijk zijn om efficiënt te werken.”
Bouwend Nederland is partner in het KLO en verwacht dat de CROW500 flink kan bijdragen aan betere samenwerking en – daardoor – minder graafschade. De Rijck: “We zien dat de richtlijn nog onvoldoende binnen de graafketen is geïmplementeerd, maar vanuit het KLO en Bouwend Nederland zullen we er alles aan doen om de graaf- keten in 2022 CROW500-proof te krijgen. Dat is wat Agentschap Telecom van ons vraagt. De komende twee jaar moeten we dus als keten met elkaar aan de slag. De tijd tikt.”
Goed opdrachtgeverschap
“We gaan ervoor zorgen dat per 1 januari 2022 de gehele graafketen CROW500-proof is”, bevestigt Benaissa el Hammadi, directeur Asset Management bij Stedin en sinds oktober 2018 voorzitter van het Kabel en Leiding Overleg (KLO). “We hebben de richtlijnen voor 2017 opgesteld, maar nog onvoldoende geïmplementeerd", geeft ook hij aan. "Dat is uiteraard wel belangrijk; het gaat om goed opdrachtgeverschap. De CROW500 geeft duidelijkheid over de afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Als een opdrachtgever, netbeheerder of gemeente, zijn werk niet goed doet, zet hij daarmee een aannemer op achterstand. Dat is vragen om problemen. Iedereen in de keten heeft een verantwoordelijkheid om uiteindelijke graafschade te voorkomen."
El Hammadi werkt met het KLO aan een programma om de CROW500 de komende tijd voortvarender te implementeren. Dat programma moet vooral zo spoedig mogelijk effect sorteren. El Hammadi: “Bij alle graafwerkzaamheden in Nederland zijn duizenden partijen betrokken. Wij willen in eerste instantie focussen. Als we bijvoorbeeld de trendsettende groep van opdrachtgevers met hun ontwerpers, planners en uitvoerders, zover krijgen om CROW500-proof te werken, dan hebben we al een heel groot deel van de graaf- schades getackeld. Misschien kunnen we zelfs wel een competitie aanwakkeren tussen die partijen. Wie rondt er als eerste een klus af waarin alle partners volgens CROW500 werken?”
Gemeenten belangrijk
Bij die grootste opdrachtgevers horen ook zeker gemeenten. “Ze hebben meerdere rollen in de graafketen en zijn daarom al snel flink onderdeel van de oplossing”, stelt Berry Kok, beleidsadviseur van het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen (GPKL). Elke gemeente is opdrachtgever voor ontwikkelingen van de boven- en ondergrondse infrastructuur, maar is als eigenaar van het riool ook beheerder van een net. Een gemeente verricht zelf graafwerk en verleent vergunningen aan netbeheerders die kabels of leidingen willen aanleggen. Kok: “Voor eigen werk en voor vergunningen kan een gemeente dus meer aandacht besteden aan CROW500. En als opdrachtgever kun je in de bestekken opnemen dat die norm geldt. Ik ken situaties waarbij aannemers een betere beloning krijgen als ze aan bepaalde eisen voldoen.” Kok ziet een trend waardoor het in de bebouwde omgeving snel belangrijker wordt om de ondergrondse infrastructuur goed in te richten. “Gemeenten voegen steeds meer elementen toe aan de ondergrond, door verdichting in de stad, meer groen, ondergrondse containers, buffers voor regenwater, laadpalen en warmtenetten. Elk bovengronds component heeft een component onder de grond, dus de druk op die ondergrondse ruimte wordt erg groot.”
Skelet van de stad
Minder graafschade en zorgvuldig inrichten van de ondergrond wordt daarmee volgens Kok in rap tempo van groot belang. Kok: “We lopen tegen onze belemmeringen aan, hoe vervelend ook. Ik denk dat je alle opgaven niet kunt uitvoeren zonder herinrichting van de ondergrond. Waarbij de boven- en ondergrond als één geheel wordt gezien. Het belang van de ondergrondse infrastructuur wordt nogal eens onderschat. Zou die er niet zijn, dan functioneert de bovengrondse infrastructuur ook niet meer. Het is het skelet van een stad.”
Het zou ideaal zijn om zo’n herinrichting met alle partijen gelijktijdig uit te voeren, stelt Kok. “Dan heb je veel minder kans op graafschade, een beter product voor een veel duurzamere infrastructuur, tegen lagere kosten. Iedereen is daarbij gebaat.” Is hij met dat scenario te optimistisch? ”We zien dat bij het KLO en bij het COB (Centrum voor Ondergronds Bouwen; red) alle spelers in de sector elkaar opzoeken. Als gemeenten, netbeheerders, waterleidingmaatschappijen, Bouwend Nederland en de betrokken ministeries hier de schouders onder zetten, dan zijn er kansen.”
Tekst: Ron Elkerbout
Lees het volledig Magazine NetNL nummer 20 / voorjaar 2020.
