Binnenlands Bestuur: Code paars dreigt voor bodem
Ook met de gemeenten aan het roer loopt de graafschade verder op, tot bijna 35 miljoen euro vorig jaar. De maatschappelijke schade is een veelvoud daarvan. Gemeenten bezinnen zich op maatregelen.
Gemeenten aan zet
‘Code rood dreigt voor de bodem’, kopte Binnenlands Bestuur een jaar geleden. De eerder uitgesproken ambitie om het aantal graafschades in 2018 onder de 25.000 te brengen, raakte uit zicht. Het Agentschap Telecom kwam over 2017 met ruim 37.000 graafschades nog de helft hoger uit. Dat moest beter. ‘Na de grondroerders zijn nu de gemeenten aan zet’, sprak toenmalig hoofdinspecteur Peter Spijkerman een tikje vermanend. De afspraak stond een jaar later opnieuw de balans op te maken.
Slecht nieuws
Nee, de gemeenten hebben het roer nog niet in handen. Integendeel. Het aantal graafschades kwam in 2018 met ruim 41.000 juist substantieel hóger uit. Het slechte nieuws is verder dat ook het relatieve aantal schades na een eerder ingezette daling vorig jaar weer steeg: van één op elke achttien graafbewegingen naar één op zestien (6,2 procent). De directe maatschappelijke kosten groeiden substantieel van 25,2 naar 34,5 miljoen euro. En de maatschappelijke schade als gevolg van het ontbreken van, bijvoorbeeld, stroom of internet ligt nog een veelvoud hoger. Wat nu? Code dónkerrood, code paars voor de bodem?
Mooie beweging
Zo ver willen waarnemend hoofdinspecteur John Derksen van het Agentschap Telecom en voorzitter Steven Adriaansen van het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen (GPKL) voorlopig niet gaan. In weerwil van de verontrustende cijfers neemt volgens Adriaansen intussen wel ‘de alertheid van gemeenten toe.’ Ook Derksen ziet ‘een mooie beweging’. Binnen de totale graafketen wordt volgens hem steeds meer de samenwerking gezocht. Hoe kan het dan dat het aantal graafschades toch zo sterk blijft stijgen?
Twee oorzaken
Derksen ziet twee oorzaken. ‘Het totale aantal graafbewegingen nam vorig jaar ook sterk toe. Daarnaast zie je dat er steeds meer nieuwe bedrijfjes op de markt komen. De grotere grondroerders hebben we als agentschap goed onder controle, bij de kleine bedrijven is dat lastiger. Die krijgen nu meer aandacht in ons toezicht. De volgende stap is de opdrachtgevers, de gemeenten, er nog beter bij te betrekken. Daar ligt dit jaar en volgend jaar de focus op.’
Meer graven
Adriaansen: ‘Er zal de komende tijd alleen maar meer worden gegraven. Ik noem de uitrol van 5G, de klimaatadaptatie, zonnepaneelvelden, warmtenetten die in de grond zullen komen … Je zult met elkaar in de keten tot betere afspraken moeten komen. Zodat je de vervangingsopgave van netbeheerders kunt laten samenvallen met de bodemprogrammering van een gemeente. Dat scheelt graafbewegingen, en dus schades.’ Derksen: ‘Het is een gezamenlijke zoektocht, een heel complex vraagstuk.’
Adriaansen: ‘En het gaat om grote bedragen.’
Communicatiefvraagstuk
Hoe kunnen gemeenten hun regierol over de bodem beter invullen? Volgens Adriaansen is het in eerste instantie vooral een communicatief vraagstuk. ‘Je hebt als gemeente je periodieke afstemmingen met je netbeheerders. Maar als die afstemming moeizaam verloopt, hebben we als gemeenten geen doorzettingsmacht, nauwelijks instrumenten om dwarsliggende partijen te overrulen. Als we echt de regierol willen oppakken, dan moeten gemeenten geen tandeloze tijgers zijn, maar door kunnen bijten. Dat is op dit moment onze zoektocht. ‘
Eigen belang
‘Iedere stakeholder heeft zijn eigen belang’, stelt Derksen. ‘Uiteindelijk zul je als gemeente iets in handen moeten hebben om elke nieuwe stakeholder aan tafel te kunnen dwingen, en te houden. Nu kan die gewoon weglopen en daar sta je dan als regisseur. Naar goed Nederlands gebruik zijn we de mogelijkheden eerst aan het verkennen. Wat hebben we al aan vrijwillige middelen? En wat wil je dan nog aanvullend als stok achter de deur?’
Ervaring opbouwen
Derksen en Adriaansen gaan de komende maanden bij diverse gemeenten langs om hun ervaringen te bespreken. ‘Dwing je als gemeente de planning van een netbeheerder naar voren, dan tref je ze in hun portemonnee’, reikt Adriaansen als voorbeeld aan. ‘Dan hebben ze minder jaren om hun investering af te schrijven. Anderzijds kan het hen ook een besparing opleveren als de grond maar één keer open hoeft. Maar waar liggen dan de revenuen? Met dat soort kwesties moeten we als GPKL nog ervaring opbouwen.’
Risicoregelreflex
Derksen: ‘Tegelijk moet je voorkomen dat je als gemeente te zeer in de risicoregelreflex schiet. Er zijn al gemeenten die vastleggen dat de grond in een bepaalde wijk maar eens in de vijf of tien jaar open mag. Om zo af te dwingen dat operaties in de ondergrond onderling beter worden afgestemd en de burger minder overlast ervaart. Het is de vraag of zo’n maatregel altijd adequaat is. Meestal niet, is inmiddels de ervaring.’
